Standbeeld van Caesar van Hoensbroek, Prins-bisschop van Luik.

Tekst: Joes Minus, Historicus. Maastricht, juni 2025.

Een beeld van een mens

Wat moet je eigenlijk met een beeld van een mens? In onze tijd is die vraag misschien wel relevanter dan ooit tevoren. Het lijkt zo eenvoudig: je giet iemand in brons kapt hem uit steen, zet ‘m op een sokkel, en voilà – dit was een belangrijk iemand. Goed voor het land, voor de stad, of voor wie zich graag met het beeld associeert. Maar de context van zo’n beeld is vaak net zo uitgestreken als het materiaal waaruit het is gemaakt. Alsof één enkele blik voldoende is om te begrijpen wie iemand was, en waarom die persoon herdacht moet worden.

De waarheid is grilliger. Een mens is nooit eenduidig, nooit alleen goed of fout, fraai of lelijk. Daarom moet een beeld, als het iets wil voorstellen, niet alleen een ereteken zijn. Het moet laten zien wie iemand was — in alle tegenstrijdigheden. Pas dan is een beeld een weergave van een mens.

Cesarius Constantinus Franciscus graaf van Hoensbroeck-Oost was de laatste échte Prins-Bisschop van Luik. Hij was een figuur die perfect past in het spanningsveld dat het oude prinsbisdom zo kenmerkt: conservatief én vooruitstrevend, vroom én autoritair, machtig én op z’n tijd heel kwetsbaar.

De prinsbisschoppen van Luik — van Notger tot aan onze Cesarius — waren duizend jaar lang politieke zwaargewichten. Ze regeerden over een versnipperd land met een bonte mengeling van talen en culturen, en wisten op slinkse wijze grotere mogendheden tegen elkaar uit te spelen. Luik was geen uithoek van Europa, het stond er middenin.

Onder de voorgangers van Cesarius waren grote vorsten, lang niet altijd zo vroom als je verwacht van een bisschop. De eerste echte prinsbisschop was Notger, van wie wel wordt gezegd dat Luik hém weliswaar aan God te danken had, maar al de rest aan Notger. Hij maakte van Luik het Athene van het noorden, waar tijdens de vroege en hoge middeleeuwen de geleerden over elkaar heen vielen. In tegenstelling tot het oude Athene konden hier ook vrouwen zich laten gelden, zoals Juliana van Cornillon. In grote delen van de wereld is de door haar in 1221 bedachte Sacramentsdag een vrije dag.

De prinsbisschoppen waren heus niet alleen met religie bezig. Ze lieten zich ook gelden als wereldlijke heersers – en dat met een hoofdstad vol mensen die vooral voor zichzélf wilden opkomen. In 1407 kwamen de Luikenaren in opstand tegen de Prinsbisschop Jan van Beieren, en verjoegen hem uit de stad. Een jaar later zou de bisschop met de steun van zijn Duitse familie de stad weer heroveren en liet hij de leiders van de opstand terechtstellen in Maastricht en hun lichamen daar op de stadsmuur zetten.

Het Prinsbisdom werd zo rijk en machtig, dat grotere landen vol afgunst ernaar keken. In 1468 legde Karel de Stoute, de hertog van Bourgondië de stad in as, maar Prinsbisschop Érard de la Mark bouwde haar weer op en liet in1526 het paleis bouwen dat tot op de dag van vandaag in hartje Luik staat. Hij liet zich daarbij als enige vorst in Europa ook beïnvloeden door de Azteekse architectuur, een volk dat zijn grote interesse had.

Cesarius

Juist Luik is een plek waar tegenstrijdigheden samenkomen. Geloof en twijfel. Ambacht en industrie. Onderwerping en opstand. Sacramentsdag én revolutie. In dat spanningsveld moest ook Cesarius van Hoensbroeck eind achttiende eeuw manoeuvreren. Hij was een geleerd man, een sluwe strateeg, maar tegelijk iemand die zijn macht vooral stoelde op het verleden. Zijn bijnaam — de Roodharige Beul — kreeg hij niet omdat hij het volk zo goed aanvoelde.

Hij werd geboren in de oude adellijke familie van Hoensbroek. In een brief aan zijn neef, geschreven op 23 september 1774, memoreert Cesarius de roemrijke geschiedenis van zijn geslacht. De eerste telg daarvan was de ridder Nicolaas Hoen Zu Broeck, die het kasteel Hoensbroek liet bouwen. Zijn zoon Herman volgde hem in 1371 op als hoogschout in Maastricht, en al zijn nakomelingen wisten zich te manifesteren in de streek tussen Brussel en Keulen.

 

Cesarius studeerde in Heidelberg, en werkte zich langzaam omhoog: kanunnik, kanselier, en uiteindelijk Prinsbisschop. Anders dan zijn verlichte voorganger Velbrück, moest hij niets hebben van de moderne tijd. Hij verzette zich tegen de ideeën van de Verlichting, en toen de Franse revolutiewind Luik bereikte, koos hij voor repressie. Veel van zijn voorgangers hadden dit pad al gekozen met enig succes, maar voor Cesarius pakte het anders uit.

In 1789 werd hij uit zijn paleis in Seraing gehaald en het stadhuis van Luik binnengeleid door woedende burgers. Hij werd de zondebok van een eeuwenlange strijd tussen conservatisme en progressie, een strijd die hij uiteindelijk zou verliezen. Hij vluchtte, kwam terug met Pruisische troepen, regeerde met harde hand — en moest opnieuw wijken toen de Fransen binnenvielen.

Hij stierf in 1792, een jaar na zijn laatste aftocht, in een wereld die voorgoed veranderd was. Zijn paleis in Seraing werd het hoofdkwartier van misschien wel de grootste industrieel van België, John Cockerill. Dat is nog zo’n paradox in het Luikse: de grootste leiders in de stad komen vaak van buiten. Of: Luik heeft zich nooit te goed gevoeld om niet het beste van het beste binnen te halen.

Dus, terug naar dat beeld. Moet je van zo iemand een standbeeld maken? Misschien wel. Maar dan niet als symbool van trots of nostalgie. Wel als herinnering aan een tijdperk dat bol stond van de paradoxen. En als eerbetoon aan de complexe mens achter het masker van de macht.

Want een beeld van een mens is pas echt geslaagd als het je niet alleen laat kijken, maar ook doet denken.

Dit standbeeld voor de Prins-Bisschop van Luik, staat symbool voor macht en religie aan de ene kant en de schaduwzijde hiervan aan de andere kant. Uitgebeeld in de lijdende figuren aan de rugzijde.

Wilt u ook een standbeeld laten maken? Vraag vrijblijvend meer informatie. Dan kijken we samen wat mogelijk is.